Zeer ongeloofwaardig en in strijd met de realiteit
Verhaal verschenen in het tijdschrift InZicht, mei 2004
Er was eens een land waar men vredig en tevreden met elkaar leefde. Tot de Koning een nachtmerrie kreeg. Hij droomde dat hij een Koning van niks was. Het hele land ging gebukt onder zijn waardeloze beslissingen en er werd achter zijn rug over hem gefluisterd. Hij droomde een broeierige sfeer van samenzwering, giechelende meisjes die snel hun gezicht in de plooi trokken als hij langs kwam, gesprekken die verstomden. Hij spande zich tot het uiterste in om het allemaal weer in orde te maken, maar niks lukte. Hij droomde dat hij plotseling vanachter een deur werd aangevallen. Op de achtergrond klonk gejuich ‘Hoera! Weg met de Koning!’ Vechtend voor zijn leven probeerde hij te schreeuwen: ‘Ik bedoel het goed!’ Maar er kwam geen geluid over zijn lippen.
De Koning werd gekweld door de vraag wat deze droom te betekenen had. Zat er misschien een kern van waarheid in? Binnen een week was hij er beroerd aan toe. Hij had geen energie meer, twijfelde aan zijn eigen vermogens en bezag de mensen om hem heen met wantrouwen. Hij begon overal tekenen te zien dat droom en werkelijkheid niet veel van elkaar verschilden. Iedere deur verborg een mogelijke aanvaller. En ondanks dat hij zijn uiterste best deed en zich vol overgave aan zijn taak wijdde, twijfelde hij meer en meer aan zijn geschiktheid als Koning.
Het begon de mensen op te vallen dat de Koning zich vreemd gedroeg. Hij zag er moe uit en leek zich in zijn eigen wereld op te sluiten. Hij overlegde meer dan anders, maar nam zijn beslissingen toch abrupt en alleen. Daarna veranderde hij ze weer. Als je hem met raad probeerde bij te staan, leek het of er een schaduw over hem heen vloog en het kon gebeuren dat je zonder enige aanleiding allerlei onheuse aantijgingen over je heen kreeg. De mensen begonnen over hem te fluisteren. Al gauw gingen er stemmen op om hem af te zetten. Zo kon het niet langer.
Nu wilde het toeval dat er in die tijd een vreemdeling het land bezocht. De mensen vertelden hem hun problemen en vroegen om raad. Hij luisterde aandachtig en zei dat het eenvoudig was. Hij zei dat al deze problemen door een droom werden veroorzaakt en dat de weg daaruit was om uit deze droom te ontwaken. Dat was een merkwaardig antwoord. Was het maar waar dat hun problemen zich alleen maar in hun slaap afspeelden! Ze versleten de man voor gek en besteedden verder geen aandacht aan zijn woorden. Ze hadden belangrijker zaken aan hun hoofd. Het land dreigde onbestuurbaar te worden.
Het scheen de vreemdeling niet te deren dat de mensen hem voor gek verklaarden. Hij had iets sympatieks en rustigs over zich dat op de een of andere manier onverstoorbaar leek. De mensen vroegen hem waarom hij zo rustig bleef, zelfs nu het land toch duidelijk op een crisis afstevende. Kon het hem dan allemaal niets schelen? Was hij niet bereid de realiteit te zien? Er gingen stemmen op om de Koning met geweld te verwijderen! Er waren relletjes uitgebroken waarbij gewonden waren gevallen! De situatie werd met de dag ernstiger.
Maar de man bleef zeggen dat hun problemen door een droom werden veroorzaakt. En niet alleen de problemen van het land. Ook hun huwelijksproblemen, de problemen op hun werk, de problemen met hun gezondheid, met hun kinderen en met hun schoonmoeder. Elk probleem, beweerde de man, had zijn oorsprong in een droom. Hij raadde hen aan op te houden met oplossingen te zoeken voor die problemen. Op te houden met in de wereld van de droom te leven. De enige duurzame oplossing, zei hij, was om uit de droom te ontwaken en te zien dat die niets met de realiteit te maken heeft. Dan zie je vanzelf dat er geen enkele reden is voor strijd of spanning. Dat liefde de werkelijkheid is en niet strijd. Dat alle ellende van de hele wereld het gevolg is van een droom. Hij zei dat ze alleen maar hun ogen hoefden te openen en te zien wat werkelijk is.
Dit klonk zeer ongeloofwaardig en in strijd met de realiteit. Toch werden een paar mensen geraakt door wat hij zei. Ze hoopten vurig op een uitweg uit de ellende, en iets in hun hart zei dat er waarheid in zijn woorden stak. Ze luisterden intensief, kwamen steeds weer terug en voelden zich rustig en kalm in zijn nabijheid. Maar thuis bleek er niets veranderd. Hoezeer ze ook tegen zichzelf en tegen elkaar zeiden ‘het is allemaal een droom’, de werkelijkheid bleef even verschrikkelijk.
In de loop der tijd ontstond er een groep mensen om de vreemdeling heen. Ze vormden een aparte gemeenschap. Ze bemoeiden zich niet meer met staatszaken en verlieten hun families. Ze zongen liederen, deelden hun bezittingen en merkten hoe waar de woorden van de man waren. In hun eigen gemeenschap was er liefde, geen strijd.
Merkwaardig genoeg bleef de man hen zeggen dat ze in een droom leefden. Dit klonk wel zeer ongeloofwaardig en in strijd met de realiteit! Zij leefden toch niet meer in de droom? Zij hadden afscheid van de droom genomen en de gewoontes van thuis vaarwel gezegd. Zij leefden op een heel andere manier, in liefde en gemeenschap. En een aantal van de mensen die er vanaf het begin bij waren geweest, fluisterden dat de leraar natuurlijk niet hen bedoelde. Hij begon oud te worden. Hij bleef een beetje steken in zijn oude groef.
Toen de vreemdeling zag dat het voor de mensen niet mogelijk was om de waarheid in zijn woorden te zien, vertrok hij en keerde terug naar zijn eigen land. Af en toe bereikte hem nieuws. De Koning was vermoord en er was iemand naar voren geschoven om de taak van de Koning over te nemen. De rust leek weergekeerd. De ‘het is allemaal een droom’-beweging bestond nog steeds en had zelfs meer aanhangers gekregen. Ze vormden een aparte gemeenschap binnen het land en hielden er hun eigen manier van leven op na. Ze wilden niets te maken hebben met de wetten van de nieuwe Koning. Die kwamen tenslotte allemaal uit de droom.
De man piekerde zich suf hoe hij de mensen zou kunnen helpen. Hij was van ze gaan houden en het deed hem zeer ze zo gevangen te zien. Hij werd al oud en besprak de kwestie met zijn dochter. Het was duidelijk dat mensen die door een droom worden beïnvloed, niet meer het verschil tussen droom en werkelijkheid kunnen zien. Zelfs al waren ze bereid te luisteren, en werd het door sommigen nog diep in het hart gehoord en herkend, de vermenging van droom en werkelijkheid was zo sterk dat de herkenning werd opgenomen in de droom.
Ze maakten een plan. Ze ontwierpen oefeningen die gelegenheid boden om te ontdekken wat het verschil tussen droom en werkelijkheid is. Ze verzonnen opdrachten die de aandacht van de droom afleidden en richtten op het nu. Ze bedachten vragen die binnen de droom onoplosbaar waren. Ze fantaseerden verhalen die ze zouden kunnen vertellen, om iets te laten zien van waar het om ging. Van alles dat mensen zou kunnen helpen om te zien dat droom en werkelijkheid een andere wereld zijn. Pas dan zou het zinvol zijn om te zeggen dat de problemen van de mensen door een droom werden veroorzaakt, en dat zij de droom tot hun werkelijkheid maakten. Wie weet zou er dan zelfs niets meer hoeven worden gezegd. Zien is het ware begrijpen. Misschien zou het zo te voorkomen zijn dat het wakker worden een rol in de droom ging spelen, als iets wat na te streven was, iets wat binnen die belevingswereld tot een oplossing zou kunnen leiden. Zo zou misschien te voorkomen zijn dat mensen gingen dromen dat ze wakker waren.
De dochter ging op weg. Na een lange en stoffige reis kwam ze in het land. Er stond een bankje in het park. Ze ging zitten, ademde de lucht en keek op haar gemak om zich heen. Al gauw kwam er iemand naast haar zitten en begon haar, de vreemdelinge, de problemen van het land uit de doeken te doen. Hij vroeg haar raad. Ze beet op haar tong om niet te zeggen dat de problemen door een droom werden veroorzaakt. Ze keek de man aan en vroeg hem wat het was dat hij het allerliefste wilde. Hij dacht diep na en zei dat wat hij het allerliefste wilde was: gewoon zorgeloos hier op dit bankje zitten en genieten van de zon en de kleur van het gras. De vrouw glimlachte en zei dat er volgens haar niets was wat dat in de weg stond. De man keek haar bevreemd aan, zuchtte en zei dat dat misschien wel zo was, maar dat het niet zo voelde. Hij kon hier toch moeilijk zorgeloos van dit moment genieten terwijl de wereld in puin lag. Weer glimlachte de vrouw en ze vroeg of de man haar dat puin kon laten zien. Het parkje lag er beeldschoon bij. Even was de man stil. Toen begon hij opnieuw de problemen van het land uit de doeken te doen. Hij voegde er nog de problemen in zijn huwelijk bij en daarbovenop de problemen van de wereld. Toen hij eindelijk was uitgepraat, zakte de zon net achter de bomen. Had hij de hele middag zijn hart uitgestort bij een wildvreemde dame? Hij excuseerde zich en ging er snel vandoor.
De volgende week hing de stad vol met posters. Daarop was een glimlachende vrouw te zien met de tekst: DE DOCHTER VAN DE MAN DIE ZEI DAT HET ALLEMAAL DOOR EEN DROOM KWAM. VRIJDAGMIDDAG OM 2 UUR BIJ HET BANKJE IN HET PARK. Al gauw gonsde het in de stad van de geruchten. Sommigen herinnerden zich de man en zijn merkwaardige uitspraken gecombineerd met zijn prettige uitstraling. De meesten kenden hem alleen uit verhalen en als oprichter van de ‘het is allemaal een droom’-beweging waarvan de mensen elkaar voortdurend in de haren vlogen en die op dit moment zoveel problemen veroorzaakte.
De dag daarna verschenen er nieuwe posters in de stad: BOYCOT! LUISTER NIET NAAR DEZE CHARLATANNE! HOUD HET ZUIVER! HET IS MAAR EEN DROOM. Al met al zorgde het voor heel wat commotie en vrijdagmiddag om 2 uur stroomde het park vol. Er was een klein podium getimmerd.
Om vijf over twee liep de vrouw het podium op. Ze keek de mensen aan en knikte hen vriendelijk toe. Ze bedankte hen voor hun komst en deed de groeten van haar vader. Ze zei dat het hem speet dat hij niet zelf had kunnen komen. Zijn leeftijd stond hem niet meer toe om te reizen. Hij was in gedachten altijd bij hen gebleven en stuurde zijn dochter om hen iets belangrijks te vertellen. Een gemompel ging door de menigte. Dit hadden ze niet verwacht. Een boodschap van de man zelf! Hij stuurde zijn dochter uit liefde voor hen! Ze herkenden in haar dezelfde uitstraling. Een grote rust en sympathie onder een warme oprechte glimlach.
Ze ging verder met het voorlezen van een brief. Daarin vertelde de man dat hij samen met zijn dochter oefeningen had ontworpen. Deze oefeningen hadden de kracht om de ruimte en rust, die ieders geboorterecht was, aan je te openbaren. Ze konden er zelfs voor zorgen dat dromen geen vat meer op je hadden. Ze maakten een gelukkig mens van je, waardoor de ellende vanzelf uit de wereld zou vloeien.
Dit sprak veel mensen aan. Ze konden iets doen. Iets praktisch. Oefeningen! De brief eindigde met een waarschuwing: ‘Bij het doen van de oefeningen zal je meteen merken dat ze werken. Maar zodra je er mee ophoudt, houdt hun werking ook op en zal de ellende van je oude toestand harder op je neervallen, omdat je het nieuwe hebt leren kennen. Er is dus geen einde aan je oefening! Pas als jij er niet meer bent, wordt het allemaal duidelijk.’ Dit ietwat cryptische eind gaf een ongemakkelijk gevoel en dempte de feestvreugde. Er steeg een aarzelend applaus op en de mensen slenterden in groepjes naar huis, al snel weer verwikkeld in hun dagelijkse besognes.
De volgende ochtend stond er een klein groepje mensen op de stoep van het gymnastiekzaaltje waar de oefeningen zouden worden geven. Onder hen de man die in het park zijn hart had uitgestort. Hij was nieuwsgierig geworden. Er was zelfs iemand bij uit de ‘het is maar een droom’ beweging, die met een rood hoofd vroeg of het okay was als zij kwam zonder haar naam te noemen. De dochter heette allen welkom en ze gingen aan de slag. Er werd serieus en aandachtig geoefend. Soms begrepen ze er geen snars van, maar ze voelden zich wel goed, zoals hun was voorspeld. In de loop der tijd kwamen er mensen bij en gingen er mensen weg. En af en toe riep er plotseling iemand ‘Ik ben God!’ of barstte lachend in huilen uit en fluisterde verheugd ‘Ik besta niet!’ of ‘Alles is één!’ Heel soms zelfs riep iemand onthutst ‘Het is allemaal een droom!’ Maar niets van dit alles verstoorde de heerlijke rust die er in de ruimte hing. En ieder die wakker werd besefte dat het niet de oefeningen waren die de uiteindelijke transformatie teweeg hadden gebracht, maar het ontwaken uit de droom. Sommigen begonnen dat te verkondigen, anderen gaven eenvoudigweg de oefeningen door en verstonden de kunst er zelf wat bij te verzinnen en ze aan te passen bij de gewoonten van de tijd.
De dochter schreef een lange brief aan haar vader waarin ze verslag deed van haar belevenissen. Ze schreef dat het niet tot iets groots was uitgegroeid, en dat het land nog steeds in de droom gevangen zat, maar dat het wel bij een enkeling tot een waarlijk ontwaken had geleid. De brief kwam na een maand of twee bij haar terug, samen met de as van haar vader. Het was goed zo.
Plaats een reactie